Gele monnikskap zaden
Aconitum vulparia

De gele monnikskap (Aconitum vulparia), ook wel wolfsmonnikskap genoemd, is een vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De plant wordt doorgaans 60 tot 150 cm hoog en bloeit van juni tot augustus met opvallende, zachtgele tot lichtgele bloemen die lijken op een monnikskap. De bladeren zijn handvormig ingesneden en donkergroen. Gele monnikskap groeit van nature in lichte bossen, bosranden en langs beken, vooral in Midden- en Zuid-Europa, maar wordt in Nederlandse tuinen soms aangeplant als sierplant vanwege de mooie bloemen en het statige voorkomen. De plant is echter sterk giftig, zoals alle monnikskappen, dus voorzichtigheid is geboden bij aanraking en in tuinen met kinderen of huisdieren. In de volksmond werd de plant vroeger gebruikt als gif tegen wolven (vandaar de naam wolfsmonnikskap), maar daar is men vanaf gestapt. Gele monnikskap geeft de voorkeur aan halfschaduw en een vochtige, humusrijke bodem, waarin hij zich langzaam kan uitbreiden. Het loof sterft in de winter bovengronds af om in het voorjaar opnieuw uit te lopen.

• Zaai de zaden van gele monnikskap buiten in de herfst of in het vroege voorjaar, omdat koude stratificatie nodig is.
• Zaai de zaden oppervlakkig: bedek ze met een dunne laag aarde van ongeveer 0,5 cm.
• Houd een afstand van ongeveer 30 cm tussen de zaden om voldoende ruimte voor groei te geven.
• Houd de grond vochtig, maar niet nat.
• Zaailingen kunnen traag ontkiemen, soms pas na 6-12 maanden.